“Een van de basisregels in journalistiek is objectief over feiten rapporteren, maar hoe objectief kan dat werkelijk zijn?”, introduceerde C² dit jaar zijn Communication Summit.
Op 23 november kon de hele sector in de Proximus Lounge in Evere van twee boeiende debatten gaan genieten. Eentje met een journalistenpanel en een volgende met een panel van politici. De gesprekken verliepen onder moderatie van Linda De Win en Mathieu Van Overstraeten.
“Mogen we met alles lachen”? Peut-on rire de tout, legt Pierre Kroll de vraag voor. Als cartoonist bij Le Soir weet hij als geen ander dat nieuwsrapportering gevoelig kan liggen, met name als dat nieuws via cartoons getoond wordt, waar opinie naar de voorgrond treedt. Hetzelfde probleem heeft Lectrr, cartoonist bij De Standaard, die half serieus grapt dat hij via zijn job “doodsbedreigingen verzamelt”.
Nieuws wordt met andere woorden niet puur objectief gelezen of gezien. Het kan persoonlijk worden voor wie dat nieuws voor zich krijgt. Maar betekent dat dan ook dat journalisten het nieuws per definitie niet objectief brengen?
“Objectiviteit lijkt mij een mythe”
Een snelle poll onder de aanwezigen van de Communication Summit leert ons dit: zo’n 14% vindt dat journalisten objectief zijn. Een 82% zegt dat dat niet zo is. Op de vraag ‘Moeten journalisten objectief zijn?’ komen de antwoorden al iets dichter bij elkaar, maar liggen ze toch nog ver uiteen: 50% is van mening dat journalisten objectief moeten zijn, terwijl 24% vindt van niet.
“We moeten streven naar objectief zijn. 100% objectief zijn is een illusie”, meent Wim Verhoeven (Trends). “Vanaf het moment dat je een journalistieke beslissing neemt om een bepaald verhaal groot of klein, of wel of niet te brengen: dat is een subjectieve beslissing. Je vindt sommige dingen belangrijker dan andere. Op dat moment ben je al niet meer objectief. Maar je moet wel streven naar objectiviteit.”
“Ik heb het moeilijk met het woord ‘objectiviteit’. Ik heb het zelf eerder over intellectuele eerlijkheid. Objectiviteit lijkt mij een mythe” – Aurore Mudiayi Bukassa (Belga)
“Er is altijd een zekere subjectiviteit”, beaamt Aurore Mudiayi Bukassa (Belga). “Bij Belga proberen we evenwichtig te zijn, eerlijk te zijn – en ja, je kunt altijd objectiviteit uitdragen, op de ene of de andere manier. Om een heel recent voorbeeld te geven: we hebben binnen de redactie de keuze gemaakt om het woord Biélorussie (Wit-Rusland) te laten vallen en verder te werken met het woord Bélarus (Belarus)”, vertelt ze. “Waarom? Omdat Biélorussie verwijst naar de annexatie van Belarus door Rusland. Waarom zouden we dat land (dat nu onafhankelijk is) bij Rusland blijven plakken?”
“Uiteraard heeft een journalist een eigen mening”, zegt Karl van den Broeck (apache). “Uiteraard zijn we als redactie de optelsom van al die meningen, of misschien de consensus die dan groeit – soms ook niet. Soms zijn we het absoluut niet eens over bepaalde onderwerpen. Maar je moet altijd vertrekken van de feiten, de verifieerbare feiten. Onze bronnen moeten duidelijk zijn. De lezer moet weten ‘Waar komt die informatie vandaan?’.”
“Feiten en commentaren mengen is altijd gevaarlijk. Je moet in de rubriekhoofden altijd duidelijk maken of iets nieuws is, of analyse, of opinie” – Karl van den Broeck (apache)
“Ik denk dat bij het grote publiek objectiviteit vaak verward wordt met neutraliteit, en als journalisten iets niet mogen zijn, dan is het neutraal”, zegt Karl van den Broeck. “Alleen het Staatsblad is neutraal”.
Commerciële invloed op journalistiek
Is er vanuit het commerciële gegeven of de bedrijfswereld een invloed op journalistieke berichtgeving bij Belga? “Non”, zegt Aurore Mudiayi Bukassa duidelijk. En de deontologische code is dat evenzeer: “onder geen enkele druk bezwijken, of die nu van politieke, commerciële of andere aard is”, legt ze uit. “Onze redactie is daar heel alert voor. Wij hebben een redactie Economie en wij ontvangen redelijk wat telefoontjes en persberichten van de economische sector. We stellen ons dan telkens dezelfde vraag: is het de moeite om deze informatie via Belga te delen of is het commerciële info die we best links laten liggen?”
“Wij zijn een advertentievrij medium”, vertelt Karl van den Broeck over apache. “De bedoeling is om te verhinderen dat er druk zou ontstaan. Als je een reclamevrij medium bent moet je wel nog altijd je waar verkopen. Je bent dus ook in een commerce bezig: je moet zien dat je abonnees hebt, dat mensen je tijdschrift kopen. In die zin ben je ook altijd wel bezig met marketing”.
“Apache heeft een beetje de reputatie van struikrovers te zijn. ‘Want jullie hebben rechtszaken aan je been’. Aan de ene kant is dat goed geweest voor ons: we hebben daar enorm veel abonnees mee gewonnen. Aan de andere kant drukt ons dat bij de brede publieke opinie in de marginaliteit”.
“Je voelt nu dat er heel veel bedrijven zijn die niet goed meer weten hoe ze aan advertising moeten doen” – Wim Verhoeven (Trends)
“Advertising is in de loop der tijd veranderd”, aldus Wim Verhoeven. “Adverteerders kochten vroeger ruimte, en die ruimte stond daar en dat was het ongeveer. Je voelt nu dat er heel veel bedrijven zijn die niet goed meer weten hoe ze aan advertising moeten doen. En je ziet dat er in die advertentiewereld gezocht wordt naar andere formules.” Wim Verhoeven doelt dan bijvoorbeeld op native advertising. “Native advertising, waar bedrijven zelf een beetje journalist gaan spelen en dat wordt dan in een bepaalde lay-out gegoten die wel afwijkt van de lay-out van het magazine of de krant”.
“Nieuwere vormen van advertising, die je bij alle media vindt, willen graag dichter en dichter aanschurken bij echte journalistiek” – Wim Verhoeven (Trends)
Hoe kan de lezer zulke zaken nog herkennen? “Het is onze job om ervoor te zorgen dat dat geen invloed heeft op wat wij doen en dat dat duidelijk is”, zegt Wim Verhoeven. “Het is er niet op verbeterd. Dat spanningsveld is groter geworden.”
In de politiek: feiten en opinie door elkaar
Politiek is een ander beestje dan journalistiek, maar bestaat voor een groot deel ook uit communiceren. In dit geval over fundamentele dingen die een directe weerslag hebben op de burgers in onze samenleving. Kun je daar dan objectief in zijn als politicus en is dat de bedoeling?
“Feiten en opinie, die gaan in de politiek altijd hand in hand” – Sammy Mahdi (CD&V)
“Je geeft de feiten mee (over hoeveel personen gaat het, hoe oud is iemand, wat is zijn achtergrond) in een bepaalde casus en daarnaast geef je er ook gewoon je persoonlijke mening bij”, legt Sammy Mahdi (CD&V) uit. “Beiden kunnen perfect samengaan. Je krijgt vragen van journalisten en je weet dat je in een parlementaire democratie zit: een meerderheid met verschillende partijen. En jouw waarheid is misschien niet die van iemand anders, maar je moet samen een bepaalde boodschap uitdragen en je moet daar rekening mee houden. Maar ik vind dat je daar perfect het onderscheid in moet kunnen maken, dat je perfect zou moeten kunnen zeggen ‘Over kernenergie is mijn persoonlijk standpunt X, maar hebben wij in de regering samen besloten dat we uiteindelijk voor Y gaan’. En dat doen we nog altijd veel te weinig, waardoor heel vaak mensen terecht heel weinig geloven van wat een politicus vertelt”.
“Met de opkomst van sociale media is het publieke en politieke debat de laatste jaren sterk geëvolueerd. Een hele serie technische beperkingen hebben als effect gehad dat ze het debat mee zijn gaan vormgeven”, legt Margaux De Ré (Ecolo) uit. “Die cultuur van de korte, scherpe en soms slechts visuele boodschap vereenvoudigt de dingen en vermindert al de feedback die we normaal hebben tijdens een face-to-facegesprek. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop we online een debat voeren. De sociale media hebben mee de visie beïnvloed van de verkozenen dat ze van zich zouden moeten laten horen over alles, over elke gebeurtenis.”
“Ik moet vertrouwen hebben in de media”
Hebben politici vertrouwen in de media? Het is een vraag die een zeker antwoord doet vermoeden. “Ik moet veel vertrouwen hebben in de media”, oppert Sammy Mahdi diplomatisch. “Ik maak me bezorgd om de media. Omdat ik denk dat de traditionele media heel veel moeten doen op heel korte termijn en dat ze daardoor aan kwaliteit inboeten en dat ook zelf toegeven.”
« A priori heb ik vertrouwen in de journalisten. » A priori je fais confiance, zegt Karine Lalieux (PS) al even diplomatisch. “Ik werd op een gegeven moment terecht lastiggevallen door journalisten omdat de pensioenhervorming er ging komen en ze informatie wilden.”
“Ik had eens een situatie waarin een medium niet was uitgenodigd voor een interview waar het voorstel zou worden gepresenteerd. Een voorstel dat ik dus nadien naar dat medium stuurde zodat zij het ook hadden. Had ik dat niet gedaan en het voorstel alleen bij de ministers ingediend, dan zou ik op alle medialekken hebben moeten reageren”, geeft Karine Lalieux aan. “Wat mij stoort is dat er media zijn die over de pensioenen schrijven zonder even te bellen naar het kabinet om verduidelijking te vragen over bepaalde punten die ze niet hebben begrepen. Dan moet ik nadien vragen beantwoorden in het Parlement.”
“Dan stelt men zich de vraag wie er liegt, wie er niet de waarheid vertelt. De minister of de journalist? En voor de lezer zal het altijd de minister zijn die liegt en niet de journalist” – Karine Lalieux (PS)
Wat als u bevoegd bent voor een topic dat minder in het oog springt in de media? “Het jammere is dat de Begroting, de bevoegdheid waar ik mee bezig ben, heel weinig aan bod komt”, vertelt Eva De Bleeker (Open Vld). Zichzelf meer profileren, oppert Linda De Win, is een optie. “Maar dan is natuurlijk de vraag”, kaart Eva De Bleeker aan, “wat is de rol van de journalist en wat is de rol van de politicus? Als ik heel grove uitspraken zou doen over Begroting of een tweet stuur die heel banaal en heel extreem is, dan zou het wel opgepikt worden. Maar als ik een feitelijk relaas geef van de stand van de Begroting, dan is dat niet sexy en wordt het niet opgepikt.”
Hebben de media en journalisten een maatschappelijke verantwoordelijkheid? “Journalisten moeten vooral zo lastig mogelijke vragen stellen”, meent Sammy Mahdi. “Ik moet mij verweren en zien niet afgemaakt te worden en geen onzinnige zaken te vertellen. En twee: de media hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid om het debat niet op een puberaal niveau te krijgen. Hoe puberaler de politiek, hoe groter de aandacht die ernaartoe gaat.”
“Als ik zeg ‘Het energiebeleid is kut’, ‘Dit debat is kak’ en ‘Het gevangenisbeleid is pis’, dan haal ik de voorpagina van alle kranten. En als ik zeg ‘Ik denk dat er toch een aantal zaken zijn die moeten verbeteren…’, dan is niemand meer mee” – Sammy Mahdi (CD&V)