Space identificeert in de nieuwe data vijf tendensen:
Het aandeel van de digitale verspreidingsvormen groeit gestaag, zelfs al is er op dat punt een belangrijk verschil tussen kranten (meer dan 5% volgens de CIM echtverklaring) en tijdschriften (0,1%: betreft weinig titels).
De papieren versies dalen (vooral) in verspreiding en (vaak in wat mindere mate) in lezers, ook al dient er nogmaals op gewezen te worden dat papier veruit het belangrijkste persconsumptieplatform blijft.
Dat neemt niet weg dat het in rekening brengen van het volledige digitale leesbereik het gemiddelde nettobereik van perstitels doet toenemen: van 22% voor kranten tot 4% voor de gratis push`-pers over 12% voor magazines.
Gewoonlijk zijn het jongere mensen – typisch dertigers – die digitale versies lezen, terwijl het – grootschaligere – papieren leesbereik heel nauw aanleunt bij de gemiddelde leeftijd van de Belgen.
De studie van de significante verschillen tussen het leesbereik dat vandaag gepubliceerd wordt en de situatie een jaar geleden legt meer verlies dan winst bloot: titels met een groot bereik tekenen een bereikverlies met dubbele cijfers op. En vaak compenseert digital niet alles.